Nederlandse papagaai: |
Een groeiende groep halsbandparkieten uit Azië heeft sinds jaren domicilie gekozen in Amsterdam. Schreeuwend vliegen ze in groepen van locatie naar locatie.
Het Vondelpark is de plaats waar de vogels vooral zitten. Sinds 1976 leven ze onafgebroken in de stad. Eerst alleen in het park, maar aantal kleine papegaaien neemt nog steeds toe. Met hun felle groene veren onderscheiden de exotische dieren zich enorm van hun oer-Hollandse soortgenoot, de bruingrauwe mus.
Regelmatig vliegen ze een rondje stad. Van het Vondelpark naar het Beatrixpark, het Rembrandtpark en via het Nieuwe Meer, Amstelveen en Artis terug naar het centrum. Ze zijn herkenbaar aan het enorme gekrijs tijdens de vlucht. Tot 1990 werden ze niet buiten de stadsgrenzen waargenomen. Inmiddels vliegen ze ook buiten de Amsterdamse stadskern, maar pas in 1998 hebben ze voor het eerst Amsterdam-Noord en Weesp aangedaan. De verwachting is dat ze zich geleidelijk aan over de provincie verspreiden.
Het Vondelpark is de broedplaats van de vogels. De parkieten hebben in de loop der jaren gezelschap gekregen van ontsnapte en vrijgelaten parkieten en hebben inmiddels een behoorlijk broed voortgebracht. In het park hebben ze hun nestholen in oude bomen. Daar zoeken ze ook beschutting tegen de kou. De halsbandparkiet is een groepsdier.
De halsbandparkiet voelt zich goed thuis in het stadslawaai. Inmiddels telt Amsterdam zo'n 600 van deze exoten. Elk jaar paren zo'n 200 parkieten voor het nageslacht. Het vinden van voedsel in de stad is zelfs in een koude winter geen probleem.
Ze slapen in grote groepen hoog in de bomen en maken evenveel lawaai als een zwerm spreeuwen. Het maakt ze niets uit want zelfs langs de drukke Utrechtse Brug, en de A10 voelen ze zich op hun gemak. Nee, om te kunnen slapen willen ze wel wat stadsvertier om zich heen.
De halsbandparkiet heeft ook een pact gesloten met de specht. Dit autochtone vogeltje zorgt van nature voor de holen in de bomen, die het jaar daarop door de parkieten in bezit worden genomen. Alleen het gebrek aan voldoende van deze leefruimten zou de vogel kunnen dwingen tot een natuurlijke spreiding over andere steden.
Gérard Bueters
DN redactie
DN 24/09/2001